Ik zie ze schoorvoetend de praktijk binnenkomen.
De tieners, of mag ik zeggen jongvolwassenen -in normale omstandigheden- eeuwig vrolijk en opgewekt (op hun ochtendhumeur na), populair, omringd door een paar steengoede vrienden of vriendinnen, maar twee lockdowns en talrijke online lesweken later op het randje van depressiviteit;
twijfelend, peinzend. Of ze nog wel goed bezig zijn. Of er nog wel plaats is in hun school nu ze plots niet meer meedraaien zoals voorheen. En dat binnen een niveau dat al beduidend lager ligt dan vorige jaren…
Hangjongeren zonder hangplek, skaters zonder een grote schare gelijkgestemden, jongvolwassenen zonder herinneringen aan Chrysostomos of de -zo zalige- Romereis. Of jonge tieners die afgelopen september met de bibber in de benen gestart zijn aan een nieuw avontuur in de grote school, maar noch hun leerkrachten, noch hun collega-studenten herkennen zonder mondmasker.
Ik zou niet graag in hun schoenen staan.
Jij wel?
Je herinnert je vast wel die ellenlange ritten naar het zuiden van Frankrijk in de zomer, niet?
Broeierige buitentemperaturen die de tussentijdse stops op de stinkende geasfalteerde snelwegparkings tot een drama herleiden. Snel een pitstop, wachten tussen Jan, Piet, Klaas en Gerda om dan op een smerig toilet je vijf minuten pauze door te brengen, terwijl je snelle een droge sandwich doorslikt. Geen nood, guys, het is ‘maar’ 1100 kilometer. Mama en papa voorin, kinderen en bagage tot de nok gevuld achterin. Weg zijn we weer!
De GPS telt af.
Nog 900 kilometer, nog 899, 898. Maar elke stop zie je het einduur toenemen, dus roep je nog wat meer op die ukjes om ze uit die veel te dure tankstationshops te jagen. Als mama en papa weet je hoe lang die rit duurt, weet je naar welke fantastische villa je navigeert (want je hebt immers zelf geboekt), weet je dat die files er telkens zijn. En toch duurt die verrekte rit nog steeds veel te lang.
Maar laat ons eens even vanuit het standpunt van het kind op de achterbank -zonder enige vorm van tijdsbesef- redeneren. Zij weten niet naar welk huis ze rijden. Is het een krot? Is er een zwembad? Hebben ze een eigen kamer? Zijn er nog andere gasten of is het home alone in de middle of nowhere?
Hoe lang is trouwens 11000km? Wat zijn 12 uren? Wat houden 899 kilometers in? 800 keren naar oma en opa rijden? of 12 ellendige zwemlessen?
Het is verre van evident, dus beginnen ze te hoelangnog-en vanaf kilometer 5 en gaan ze elkaars haren uittrekken vanaf kilometer 200.
Ach, hoe frustrerend zou jij het vinden om te fietsen -ja, ga nu maar even fietsen- zonder doel. En oh ja, je mag pas stoppen wanneer ik het zeg trouwens! En plassen overigens ook.
Wel zo frustrerend is het om te leren, zonder te weten wat je met al die leerstof wil of kan doen. Hoe demotiverend is het om je door Economie, Frans, Latijn of Wiskunde te wringen, terwijl je eigenlijk totaal niet weet in welke mate je die kennis überhaupt ooit nodig zal hebben.
Kinderen/Tieners/Jongvolwassenen hebben écht perspectief nodig.
Een doel.
Een bestemming.
Een Frankrijk.
Dat doet wonderen. En nee, geen bestemming die jij kiest of voorkauwt. Er zit een heus mensje verstopt in die hersenpan.
Hún keuze dus,
hún reis.