Kan je een buitengewoon -of alleszins een afwijkend- intelligentieniveau niet gewoon ‘al doende’ vaststellen? Als je weet dat de globale leerplannen geschreven zijn voor -wat men noemt- de middenmoot, dan merk je tijdens het toepassen van de opgelegde leerstof toch behoorlijk snel of een kind -hetzij naar onder, hetzij naar boven- afwijkt, niet? Is een IQ-test dan nog wel nodig?
IQ-testen zijn over het algemeen niet noodzakelijk, wél nuttig. Tenminste als je de resultaten weet te interpreteren. Neem nu de -door de juf of meester- meest geliefde, succesvolle leerling(e) uit de klas. Hij of zij toont interesse in de leerstof, heeft een hoog concentratieniveau, leert vanbuiten waar nodig, kent de antwoorden op de vragen én… geeft ze ook! Die leerling(e) behaalt dan wel goede scores, maar werkt er ook voor. Ondanks dat de leerling(e) in kwestie -net zoals de modale leerling overigens- gebaat is bij regelmatige herhaling van de leerstof, twijfel je als leerkracht niet of tenminste zelden aan zijn of haar hogere intelligentieniveau. Zou je dat idee alsnog met een IQ-test willen staven, dan zal het testresultaat veelal een bevestiging zijn van het sluimerende vermoeden.
Het is een typische beschrijving van wat men nog wel eens een hoogintelligent kind noemt.
Maar wat als de vaststelling in de klas (of zelfs daarbuiten) allesbehalve vanzelfsprekend is?
We nemen even een ander profiel onder de loep: de creatieve maar uitdagende leerling(e). De leerling(e) die je over het algemeen liever niét in je klas wil. Hij of zij kan amper stilzitten, flapt er te pas en te onpas antwoorden uit, weigert taken, stelt alles in vraag en discussieert tot in het oneindige. Als leerkracht merk je -mocht objectiviteit overwegen- dat die leerling(e) behoorlijk veel weet en onthoudt, zelfs zonder enige vorm van herhaling. Zou je hier de tijd nemen om te observeren, dan zie je een enorme complexiteit en creativiteit (in denken), maar helaas neemt in werkelijkheid het vaak storende, irritante gedrag de bovenhand. Je focust je willens nillens op de manier van handelen of het gedrag, maar niet op de manier van zijn of denken. Neem je alsnog een IQ-test af, dan zal deze leerling(e) mogelijk verrassend uit de hoek komen en hoogbegaafd scoren.
Het grote verschil tussen -de zogenaamde- hoogintelligente en hoogbegaafde kinderen zit voornamelijk in de ‘zijn’(s)kenmerken -zoals hun kritische ingesteldheid, doorgedreven perfectionisme of hoogsensitiviteit- maar is ook terug te vinden in hun gehunker naar autonomie, hun allergie aan autoriteit en hun asynchrone ontwikkeling. Je weet wel: hoogbegaafde kinderen redeneren cognitief gezien vaak als een tiener, maar gaan als een kleuter tekeer wanneer hen gevraagd wordt om een koekje te delen. Bovendien zijn het diezelfde zijnskenmerken die ervoor zorgen dat ze -hoewel hoogbegaafd- zwakbegaafd tot normaal kunnen scoren op de hen voorgelegde (IQ-)test. Vreemd, he? En toch gebeurt het!
Neem nu hun perfectionisme bijvoorbeeld. Het is een welgekende eigenschap die wel eens hand-in-hand gaat met faalangst. ‘Niet’ antwoorden is in hun visie meestal aantrekkelijker dan ‘fout’ antwoorden. Als testafnemer kan je dus maar beter alert blijven. Een verwittigd man of vrouw…
Ingewikkelde materie, zeg maar!
Een test kan zeker handig zijn, maar is geen noodzaak. Observaties zijn zoals gezegd minstens even belangrijk. Bovendien bestaan er naast IQ-testen talrijke mogelijkheden om de cognitieve voorsprong van een kind te ontdekken.
Wil je meer weten over hoogbegaafdheid? Maak vandaag nog je afspraak via attitudemindset@outlook.com of surf naar www.attitudemindset.be. Wil je graag up-to-date blijven? Sluit je dan zeker aan bij de besloten facebookgroep ‘Over hoogsensitiviteit, hoogbegaafdheid en andere etiketjes’. Tot binnenkort!